Dit vierkante boek behandelt vijf typen auto’s: Ford model T (de eerste auto die gewone mensen konden betalen), de limousine, de terreinwagen, de supercar en de elektrische auto. Telkens wordt eerst een spread besteed aan de buitenkant van de wagen. De getekende kleurenillustratie ervan beslaat meer dan een pagina en heeft een kort bijschrift in een grote letter. De lopende tekst in grote schreefloze letters geeft wat feitjes over de uitvoering van de auto en het gebruik ervan. Daarna volgt een spread over de binnenkant van de auto. De auto is opnieuw afgebeeld, maar dan zo dat het inwendig te zien is. Lijnen wijzen naar de diverse onderdelen, die benoemd en soms kort beschreven worden. Het boek sluit af met een woordenlijst en register. Door de grote letters en compacte zinnen is het boek uitermate geschikt om zelf te lezen vanaf ca. 9 jaar. En door de duidelijke illustraties is het boek ook leuk om samen met jongere lezers te bekijken. In de reeks ‘Hoe zit het in elkaar?’ verschenen gelijktijdig ‘Werkvoertuigen in de bouw’, ‘Werkvoertuigen op de boerderij’ en ‘Werkvoertuigen op de weg’*. Met hulp vanaf ca. 8 jaar, zelf lezen vanaf ca. 9 t/m 11 jaar.